
Lezingen - 29 juli 2097
Spring naar hoofdtekstNavigatiekalender
Navigatie
Jaar C
HH. Marta, Maria en Lazarus
Eerste lezing
Ex. 32, 15-24. 30-34
Het volk heeft zwaar tegen U gezondigd door een god van goud te maken.
Uit het Boek Exodus
In die dagen begaf Mozes zich op weg en daalde de berg af.
Hij had de twee platen
met de tekst van het verbond bij zich,
de platen die aan beide kanten beschreven waren;
ze waren aan twee kanten beschreven,
aan de voorkant, maar ook aan de achterkant.
De platen waren Gods eigen werk,
het schrift was Gods eigen schrift;
Hij had het er zelf ingegrift.
Toen Jozua het gejoel in het kamp hoorde zei hij tot Mozes:
„Dat lijkt wel het rumoer van een veldslag in het kamp.”
Hij antwoordde:
„Het zijn geen juichkreten van overwinnaars,
en het is ook geen gejammer van overwonnenen,
ze zijn aan het zingen.”
Toen Mozes dichter bij het kamp kwam
zag hij het stierebeeld en het gedans.
Hij werd razend en smeet de platen
tegen de voet van de berg aan stukken.
Toen greep hij het beeld dat zij gemaakt hadden,
gooide het in het vuur, verpulverde het,
strooide de as in het water
en liet dat de Israëlieten drinken.
Toen vroeg Mozes aan Aäron:
„Wat heeft het volk toch met je gedaan,
dat je het tot zo’n zware zonde hebt laten komen?”
Aäron gaf ten antwoord:
„Mijn heer moet niet kwaad zijn.
„U weet zelf hoe dit volk tot kwaad geneigd is.
„Ze vroegen mij:
Maak een god die voor ons uittrekt.
Want die Mozes, de man die ons uit Egypte heeft geleid,
we weten niet wat er met hem aan de hand is.
„Ik antwoordde:
Laat iedereen die goud draagt dit afdoen.
„Toen brachten ze mij het goud,
ik wierp het in het vuur
en zo zijn we aan dit stierebeeld gekomen.”
De volgende dag zei Mozes tot het volk:
„Gij hebt zwaar gezondigd.
„Maar ik zal weer de berg opgaan, naar de Heer.
„Misschien kan ik verzoening bewerken voor uw zonden.”
Mozes ging weer naar de Heer en sprak:
„Helaas, dit volk heeft zwaar tegen U gezondigd
door een god van goud te maken.
„Kunt Gij hun toch geen vergiffenis schenken?
„Als dat niet gaat, schrap mij dan
uit het boek dat Gij hebt geschreven.”
De Heer antwoordde Mozes:
„Ik schrap uit mijn boek alleen wie tegen Mij zondigt.
„Breng het volk maar naar de plaats die Ik u heb aangewezen.
„Mijn engel zal voor u uitgaan.
„Maar de dag van vergelding komt
en dan zal Ik hen hun zonden vergelden.”
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Antwoordpsalm
Ps. 106 (105), 19-20, 21-22, 23
R: Verheerlijkt de Heer, omdat Hij ons weldoet.
of: Alleluia.
Het volk maakte een heilig kalf bij de Horeb
en wierp zich neer voor een gietsel van goud.
Hun Glorie ruilden zij tegen een afgod,
het beeld van een grasetend rund.
Zij waren vergeten dat God hen gered had,
Hij die in Egypte zijn macht had getoond;
die wonderdaden verricht had in Cham
en bij de Rietzee verbazende dingen.
Hij dacht er al aan hen los te laten
toen Mozes, zijn vriend, tussenbeide kwam.
Die pleitte voor hen om hen niet te verdelgen
en wendde Gods toorn van hen af.
Evangelie
Joh. 11, 19-27
Ik geloof dat Gij de Messias zijt, de Zoon Gods.
De Heer zij met u.
allen: En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes
allen: Lof zij U, Christus.
In die tijd
waren vele Joden naar Martha en Maria gekomen
om hen te troosten over het verlies van hun broer.
Zodra Martha hoorde dat Jezus op komst was
ging zij Hem tegemoet;
Maria echter bleef thuis.
Martha zei tot Jezus:
„Heer, als Gij hier waart geweest
zou mijn broer niet gestorven zijn.
Maar zelfs nu weet ik,
dat, wat Gij ook aan God vraagt,
God het U zal geven.”
Jezus zei tot haar:
„Uw broer zal verrijzen.”
Martha antwoordde:
„Ik weet dat hij zal verrijzen,
bij de verrijzenis op de laatste dag.”
Jezus zei haar:
„Ik ben de verrijzenis en het leven.
Wie in Mij gelooft zal leven
ook al is hij gestorven,
en ieder die leeft in geloof aan Mij
zal in eeuwigheid niet sterven.
Gelooft gij dit?”
Zij zei tot Hem:
„Ja, Heer,
ik geloof vast dat Gij de Messias zijt,
de Zoon Gods die in de wereld komt.”
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Bron: Tiltenberg Getijdengebed
Terug naar boven