Parochiecluster Ubach over Worms

Lezingen - 16 juni 2097

Spring naar hoofdtekst

Navigatie­kalender

<juni 2097>
wkmadiwodovrzazo
22     12
233456789
2410111213141516
2517181920212223
2624252627282930
        

Navigatie

Jaar C Pagina 848

11e zondag door het jaar

Eerste lezing

2 Sam. 12, 7-10. 13 De Heer heeft uw zonde vergeven; ge zult niet sterven.
Uit het tweede boek Samuël
In die dagen sprak de profeet Natan tot David: „Zo spreekt de Heer, de God van Israël: Ik heb u gezalfd tot koning over Israël, Ik heb u bevrijd uit de macht van Saul, Ik heb u het huis van uw heer geschonken en u de beschikking gegeven over de vrouwen van uw heer; Ik heb u het huis van Israël en Juda gegeven, en als dat te weinig is, wil Ik er nog evenveel aan toevoegen. „Waarom hebt gij dan het gebod van de Heer geminacht en gedaan wat hem mishaagt? „Uria de Hethiet hebt gij met het zwaard geslagen, zijn vrouw hebt gij u toegeëigend en hemzelf hebt gij vermoord door het zwaard van de Ammonieten. „Welnu het zwaard zal nooit meer wijken van uw huis, omdat gij Mij hebt geminacht en de vrouw van Uria de Hethiet tot vrouw hebt genomen.” Toen zei David tot Natan: „Ik heb tegen de Heer gezondigd.” Natan antwoordde: „Dan heeft de Heer u deze zonde vergeven: gij zult niet sterven.”
Woord van de Heer. allen: Wij danken God.

Antwoordpsalm

Ps. 32 (31) 1-2, 5, 7, 11
R: Gij hebt mijn zonden vergeven.
Gelukkig degene wiens fout werd vergeven, wiens zonde door God werd bedekt.
Gelukkig de mens die geen schuld heeft bij God, wiens hart geen misdaad verbergt.
Toen heb ik mijn zonde beleden voor U, mijn schuld niet langer ontkend.
Ik sprak: voor de Heer beken ik mijn fout; toen hebt Gij mijn zonde vergeven.
Mijn toevlucht zijt Gij, mijn redder in nood, Gij hult mij in voorspoed en vreugde.
Weest blij in de Heer, alle vromen, verheugt u en jubelt, oprechten van hart.

Tweede lezing

Gal. 2, 16. 19-21 Ik leef niet meer, Christus leeft in mij.
Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de Galaten
Broeders en zusters,
Wij weten dat de mens niet gerechtvaardigd wordt door de wet te onderhouden, maar alleen door het geloof in Christus Jezus. Ook wij zijn daarom in Christus Jezus gaan geloven, om rechtvaardiging te verkrijgen door het geloof, en niet door daden die de wet voorschrijft; „Want door zulke daden zal geen mens gerechtvaardigd worden,” zegt de Schrift. Want ik ben dood voor de wet; door de wet ben ik gestorven om te leven voor God. Met Christus ben ik gekruisigd. Ik leef niet meer. Christus leeft in mij. Dit sterfelijk bestaan is voor mij nog slechts leven vanuit het geloof in Gods Zoon, die mij heeft liefgehad en zichzelf voor mij heeft overgeleverd. Alleen zó erken ik de genade van God. Als de wet ons kon rechtvaardigen, dan was Christus voor niet gestorven.
Woord van de Heer. allen: Wij danken God.

Evangelie

Lc. 7, 36-8, 3 of 7, 36-50 Haar zonden zijn haar vergeven, al zijn ze nog zo talrijk, want ze heeft veel liefde betoond.
De Heer zij met u. allen: En met uw geest. Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas allen: Lof zij U, Christus.
In die tijd vroeg een van de Farizeeën Jezus bij zich te eten. Jezus trad het huis van de Farizeeër binnen en ging aanliggen. Een vrouw nu, die in de stad als zondares bekend stond, was te weten gekomen dat Jezus in het huis van de Farizeeër te gast was. Zij nam een albasten vaasje met balsem mee en ging schreiend achter Hem, bij zijn voeten staan. Haar tranen maakten zijn voeten nat, die ze met haar hoofdhaar afdroogde. Zij kuste ze keer op keer en zalfde ze met de balsem. Toen de Farizeeër die Hem uitgenodigd had dit zag, zei hij bij zichzelf: „Als dit een profeet was zou Hij weten wie en wat voor een vrouw het is die Hem aanraakt; het is immers een zondares.” Jezus gaf hem ten antwoord: „Simon, Ik heb u iets te zeggen.” Waarop deze zei: „Zeg het, Meester.” „Een geldschieter had twee schuldenaars, de een was hem vijfhonderd, de ander vijftig denariën schuldig. „Omdat zij die niet konden teruggeven schold hij ze aan allebei kwijt. „Wie van hen zal nu het meest van hem houden?” „Ik veronderstel, – antwoordde Simon – diegene aan wie hij het meeste heeft kwijtgescholden.” Jezus zei tot hem: „Uw oordeel is juist.” Daarop keerde Hij zich tot de vrouw en zei tot Simon: „Ge ziet die vrouw daar? „Ik kwam uw huis binnen; ge hebt niet eens water over mijn voeten gegoten, maar mijn voeten zijn nat geworden door haar tranen en zij heeft ze met haar haren afgedroogd. „Gij hebt Mij niet eens een kus gegeven, maar zij hield sinds Ik binnenkwam niet op mijn voeten te kussen. „Gij hebt mijn hoofd niet met olie gezalfd, maar zij heeft mijn voeten gezalfd met balsem. „Daarom zeg Ik u: haar zonden zijn haar vergeven, al zijn ze nog zo talrijk want zij heeft veel liefde betoond. „Weinig liefde betoont hij aan wie weinig wordt vergeven.” Daarop sprak Hij tot haar: „Uw zonden zijn u vergeven.” De andere gasten vroegen zich af: „Wie is deze man, die zelfs zonden vergeeft?” Jezus zei tot de vrouw: „Uw geloof heeft u gered: ga in vrede.”
(8,1 Er volgde nu een tijd waarin Hij predikend rondtrok door stad en dorp en de Blijde Boodschap van het Rijk Gods verkondigde. De twaalf vergezelden Hem en ook enkele vrouwen die van boze geesten en ziekten verlost waren: Maria, die Magdalena wordt genoemd, uit wie zeven duivels waren weggegaan, Johanna, de vrouw van Herodes’ rentmeester Chuzas, Susanna en vele anderen, die uit eigen middelen voor hen zorgden.)
Woord van de Heer. allen: Wij danken God.

Bron: Tiltenberg Getijdengebed

Terug naar boven