
Lezingen - 2 oktober 2096
Spring naar hoofdtekstNavigatiekalender
Navigatie
Jaar B
HH. Engelbewaarders
Eerste lezing
Job 3, 1-3. 11-17.20-23
Waarom werd er licht geschonken aan ongelukkigen?
Uit het Boek Job
Toen Job door zoveel rampen was geslagen
opende hij zijn mond en vervloekte zijn levensdagen.
Hij begon Aldus:
„Weg met de dag waarop ik werd geboren,
zelfs weg met de nacht die mijn ontvangenis zag.
„Waarom in de schoot niet gestorven,
niet gestikt bij mijn geboorte?
„Waarom hebben knieën mij ontvangen,
waarom borsten mij gezoogd?
„Dan zou ik nu neerliggen, rust hebben, ongestoord slapen
naast koningen en prinsen van deze wereld,
die vervallen paleizen in vroegere glorie herstelden;
naast vorsten die eens veel goud bezaten
en huizen hadden, volgetast met zilver.
„Of was ik maar in de grond gestopt als een misgeboorte,
als een kind dat nooit het levenslicht zag.
Daar valt het bejag der boosdoeners stil,
hun ongedurigheid komt er tot rust.
„Waarom licht schenken aan ongelukkigen,
leven aan verbitterde mensen?
„Zij zien uit naar de dood die maar niet komt;
zij verlangen meer naar de dood dan naar een verborgen schat.
„Blij zouden zij zijn met hun einde,
juichend belanden in het graf.
„Waarom wordt het leven gegeven
aan een mens die niet weet waar naartoe,
nu God hem de weg verspert?”
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Antwoordpsalm
Ps. 88 (87), 2-3, 4-5, 6,7-8
R: Laat mijn bede doordringen tot U, Heer.
Heer mijn God, ik roep U elke dag,
elke nacht weer kom ik bij U klagen.
Laat mijn bede doordringen tot U,
luister naar mijn dringend roepen.
Want mijn ziel is van verdriet verzadigd,
nu reeds sta ik voor het dodenrijk.
Men beschouwt mij als een man die grafwaarts gaat,
als een grijsaard aan het einde van zijn krachten.
Bij de schimmen heb ik mijn verblijf,
een gesneuvelde die werd begraven.
Niemand is er die nog aan hem denkt,
aan uw zorg is hij voorgoed onttrokken.
In een put hebt Gij mij neergelaten,
in het duister van een diepe krocht.
Zwaar drukt uw verbolgenheid op mij,
door de stortvloed van uw toorn word ik bedolven
Evangelie
Mt. 18, 1-5.10
Zij hebben engelen,
en deze aanschouwen voortdurend het aangezicht
van mijn Vader die in de hemel is.
De Heer zij met u.
allen: En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs
allen: Lof zij U, Christus.
In die tijd richtten de leerlingen tot Jezus de vraag:
„Wie is nu wel de grootste in het Rijk der hemelen?”
Hij riep een klein kind,
zette het in hun midden en zei
„Voorwaar, Ik zeg u:
als gij niet opnieuw wordt als de kleine kinderen,
zult gij het Rijk der hemelen zeker niet binnengaan.
Wie dus zichzelf gering acht zoals dit kind,
is de grootste in het Rijk der hemelen.
En wie in mijn Naam zulk een kind opneemt
neemt Mij op.
Hoedt u er voor een van deze kleinen te minachten,
want Ik zeg u:
zij hebben engelen in de hemel
en deze aanschouwen voortdurend
het aangezicht van mijn Vader die in de hemel is.”
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Bron: Tiltenberg Getijdengebed
Terug naar boven