Lezingen - 22 augustus 2096
Spring naar hoofdtekstNavigatiekalender
Navigatie
Jaar B
Heilige maagd Maria, koningin
Eerste lezing
Jes. 9, 1-3. 5-6
Een Zoon is ons geschonken.
Uit de Profeet Jesaja.
Het volk dat wandelt in de duisternis
ziet een helder licht;
een glans straalt over hen
die wonen in het land van doodse duisternis.
Gij hebt hun blijdschap vermeerderd,
hun vreugde vergroot.
Voor uw aanschijn zijn zij vol vreugde,
een vreugde als die om de oogst,
als die van mensen die jubelen bij het verdelen van de buit.
Want het juk dat zwaar op het volk drukte,
de stang op hun schouders,
en de stok van hun drijvers,
Gij hebt ze stuk gebroken als op de dagen van Midjan.
Want een Kind is ons geboren,
een Zoon werd ons geschonken;
Hem wordt de macht op de schouders gelegd
en men noemt Hem:
Wonderbare Raadsman,
Goddelijke Held,
Eeuwige Vader,
Vredevorst.
Een grote macht en een onbeperkte welvaart
zullen toevallen aan Davids troon
en aan zijn koninkrijk,
zodat het gegrondvest zal zijn
en stevig gebouwd op recht en gerechtigheid
van nu af tot in eeuwigheid.
De ijver van de Heer der hemelse machten brengt het tot stand.
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Antwoordpsalm
Ps. 113 (112), 1-2. 3-4. 5-6. 7-8
R. De Naam van de Heer zij geprezen,
vandaag en in eeuwigheid.
Verheerlijkt, dienaars des Heren,
verheerlijkt de Naam van de Heer.
De Naam van de Heer zij geprezen,
vandaag en in eeuwigheid.
Van ochtendgloren tot avondrood
moet ieder die Naam aanbidden.
Want boven de volkeren troont de Heer,
zijn Glorie beheerst de hemel.
Wie is als de Heer onze God,
hoog boven de sterren gezeten?
Die van omhoog overziet
het hemelgewelf en de aarde.
Die machtelozen tilt uit het stof,
van vuilnishopen de armen weghaalt;
om hen in de kring van de vorsten te plaatsen,
te midden der machtigen van zijn volk.
Evangelie
Lc. 1, 26-38
Verheug u, Begenadigde, de Heer is met u.
De Heer zij met u.
allen: En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas.
allen: Lof zij U, Christus.
In die tijd werd de engel Gabriël van Godswege gezonden
naar een stad in Galilea, Nazaret,
tot een maagd die verloofd was met een man die Jozef heette,
uit het huis van David;
de naam van de maagd was Maria.
De engel trad bij haar binnen en sprak:
“Verheug u, Begenadigde, de Heer is met u,
gij zijt de gezegende onder de vrouwen.”
Zij schrok van dat woord
en vroeg zich af wat die groet toch wel kon betekenen.
Maar de engel zei tot haar:
“Vrees niet Maria, want gij hebt genade gevonden bij God.
Zie, gij zult zwanger worden en een zoon ter wereld brengen
en gij moet Hem de naam Jezus geven.
Hij zal groot zijn
en Zoon van de Allerhoogste genoemd worden.
God de Heer zal Hem de troon van zijn vader David schenken
en Hij zal in eeuwigheid koning zijn over het huis van Jakob en aan zijn
koningschap zal nooit een einde komen.”
Maria echter sprak tot de engel:
“Hoe zal dit geschieden daar ik geen man beken?”
Hierop gaf de engel haar ten antwoord:
“De heilige Geest zal over u komen
en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen;
daarom ook zal wat ter wereld wordt gebracht
heilig genoemd worden, Zoon van God.
Weet dat zelfs Elisabeth, uw bloedverwante,
in haar ouderdom een zoon heeft ontvangen
en, ofschoon zij onvruchtbaar heette,
is zij nu in haar zesde maand;
want voor God is niets onmogelijk.”
Nu zei Maria:
“Zie de dienstmaagd des Heren;
mij geschiede naar uw woord.”
En de engel ging van haar heen.
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Bron: Tiltenberg Getijdengebed
Terug naar boven