Lezingen - 28 maart 2081
Spring naar hoofdtekstNavigatiekalender
Navigatie
Jaar B
Pagina 536
Goede Vrijdag
Eerste lezing
Jes. 52, 13 - 53, 12
Hij werd mishandeld om onze misdaden.
(Vierde gezang van de Dienaar des Heren)
Lezing uit het Boek Jesaja
Zie, mijn dienaar zal succesvol handelen,
hij zal worden verhoogd en verheven en zeer verheerlijkt.
Zoals velen over hem ontsteld hebben gestaan
— zo misvormd was hij, zo onmenselijk van voorkomen
en zijn schoonheid beneden die van mensenkinderen —,
zo zal hij vele volkeren slaan met verbazing.
Koningen zullen hun mond voor hem sluiten,
want wat hun niet verteld is, aanschouwen zij
en wat zij niet hebben gehoord, zien zij in.
“Wie kon geloven wat wij hebben gehoord
en over wie is de arm van de Heer zichtbaar geworden?
Onder Gods ogen is hij opgerezen als een alleenstaande loot
en als een wortel uit dorre grond.
Hij had gestalte noch luister, zodat wij naar hem konden zien,
geen voorkomen, zodat wij hem zouden kunnen begeren.
Veracht en door de mensen verstoten,
man van smarten en door lijden gerijpt;
als een die zijn gelaat voor ons heeft verborgen,
veracht en door ons niet geteld.
Toch waren het onze pijnen die hij droeg,
en onze smarten die hij op zich nam.
Wij daarentegen beschouwden hem als een getroffene,
als iemand die door God is geslagen en vernederd.
Hij is echter doorboord om onze zonden,
mishandeld om onze misdaden,
want op hem rust de straf voor ons heil
en door zijn striemen zijn wij genezen.
Wij allen dwaalden als een kudde, ieder ging zijn eigen weg;
de Heer liet op hem neerkomen
de misdaad van ons allen.”
Men mishandelde hem en hij heeft het aanvaard,
hij heeft zijn mond niet geopend.
Als het lam dat naar de slachtbank geleid wordt,
en als het schaap dat voor zijn scheerder verstomt,
zo heeft hij zijn mond niet geopend.
Door een gewelddadige rechtspraak is hij weggerukt.
Wie is er nog die denkt aan zijn leven?
Hij is immers weggenomen uit het land van de levenden,
om de zonden van mijn volk tot de dood toe geslagen.
Men geeft hem een graf bij de misdadigers
en bij de rijken een rustplaats,
ofschoon hij geen onrecht gepleegd heeft
en er geen bedrog is geweest in zijn mond.
Het heeft de Heer behaagd hem met slagen te pijnigen.
Al brengt hij zichzelf ten offer,
toch zal hij een nageslacht zien, zijn dagen verlengen
en de wens van de Heer zal door zijn hand vervuld worden.
Om zijn zwoegen zal hij licht zien
en met kennis verzadigd worden.
Mijn dienaar zal als rechtvaardige velen rechtvaardigen
en hun misdaden zal hij op zich laden.
Daarom zal Ik hem deel geven onder de velen,
en met machtigen zal hij de buit verdelen,
omdat hij zijn ziel prijsgaf aan de dood
en onder de zondaars gerekend is.
Hij draagt immers de zonden van velen
en is voor de zondaars een voorspraak.
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Antwoordpsalm
Ps. 31 (30), 2 en 6. 12-13. 15-16. 17 en 25 (R. Lc 23, 46)
R. Vader, in uw handen beveel ik mijn geest.
Bij U, Heer, kom ik schuilen,
beschaam mij nooit ofte nimmer,
bevrijd mij in uw rechtvaardigheid.
In uw handen beveel ik mijn geest:
Gij zijt mijn Verlosser, getrouwe God.
Mijn vijanden spotten met mij,
en mijn buren nog het meest,
kennissen schrikken van mij:
ze zien mij op straat en gaan mij uit de weg.
Ik ben vergeten, als een dode, weg uit het hart,
als een kruik die in scherven ligt.
Heer, ik stel mijn vertrouwen in U;
ik zeg het: Gij zijt mijn God.
Mijn tijd van leven ligt in uw hand;
maak mij los uit de greep van mijn vijanden en achtervolgers.
Laat uw gelaat over uw dienaar schijnen,
red mij in uw barmhartigheid.
Gij, die wacht op de Heer:
weest dapper en standvastig van hart.
Tweede lezing
Hebr. 4, 14-16; 5, 7-9
Hij heeft gehoorzaamheid geleerd
en is voor allen die Hem gehoorzamen,
oorzaak geworden van eeuwig heil.
Lezing uit de Brief aan de Hebreeën
Broeders en zusters,
Nu wij een verheven Hogepriester hebben,
een die de hemelen is doorgegaan,
Jezus, de Zoon van God,
moeten wij vasthouden aan de belijdenis.
Want wij hebben niet een hogepriester die onbekwaam is
mee te voelen met onze zwakheden,
maar een die beproefd werd in alle opzichten zoals wij,
afgezien van de zonde.
Laten wij dan met vrijmoedigheid naderen tot de troon van de genade
om barmhartigheid te verkrijgen en genade te vinden,
tot hulp op de juiste tijd.
In de dagen van zijn vlees
heeft Christus onder luid geroep en onder tranen
gebeden en smekingen opgedragen aan Degene
die Hem uit de dood kon redden
en om zijn vroomheid is Hij verhoord.
Hoewel Hij de Zoon was
heeft Hij door wat Hij leed, gehoorzaamheid geleerd,
en toen Hij tot de voleinding was gekomen,
is Hij voor allen die Hem gehoorzamen,
oorzaak geworden van eeuwig heil.
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Evangelie
Joh. 18, 1 - 19, 42
Het lijden en sterven van onze Heer Jezus Christus.
C Het lijden en sterven van onze Heer Jezus Christus
volgens Johannes
Wie zoekt gij? Jezus, de Nazoreeër.
In die tijd
ging Jezus met zijn leerlingen naar buiten,
naar de overkant van de beek Kedron.
Daar was een tuin die Hij met zijn leerlingen binnenging.
Maar ook Judas die Hem zou overleveren,
kende deze plaats,
omdat Jezus er dikwijls met zijn leerlingen was samengekomen.
Judas nu kwam daarheen
met een cohort en met dienaren van de hogepriesters en Farizeeën,
voorzien van lantaarns, fakkels en wapens.
Jezus, die alles wist wat over Hem ging komen,
trad naar voren en zei tot hen:
+ “Wie zoekt gij?
C Zij antwoordden Hem:
S “Jezus, de Nazoreeër.”
C Hij zei hun:
+ “Ik ben het.”
C Ook Judas, die Hem overleverde,
stond bij hen.
Toen Hij hun zei:
“Ik ben het”,
weken zij achteruit en vielen op de grond.
Opnieuw vroeg Hij hun:
+ “Wie zoekt gij?”
C Zij zeiden:
S “Jezus de Nazoreeër.”
C Jezus antwoordde:
+ “Ik heb u gezegd: Ik ben het.
Als gij Mij zoekt, laat dezen dan gaan.”
C Vervuld moest worden het woord dat Hij gesproken had:
“Niemand van hen, die Gij Mij gegeven hebt,
liet Ik verloren gaan.”
Daarop trok Simon Petrus het zwaard dat hij bij zich had,
sloeg daarmee de knecht van de hogepriester
en hakte hem het rechteroor af.
De naam van die knecht was Malchus.
Jezus echter sprak tot Petrus:
+ “Steek dat zwaard in de schede;
zou Ik de beker niet drinken die mijn Vader Mij gegeven heeft?”
Zij brachten Jezus eerst naar Annas.
C De cohort met de tribuun en de dienaren van de Joden
grepen toen Jezus vast, boeiden Hem
en brachten Hem eerst naar Annas.
Deze was namelijk de schoonvader van Kájafas,
die dat jaar hogepriester was.
Het was Kájafas, die aan de Joden de raad had gegeven:
“Het is beter, dat er één mens sterft voor het volk.”
Simon Petrus en een andere leerling volgden Jezus.
Die leerling nu was een bekende van de hogepriester
en ging tegelijk met Jezus
het paleis van de hogepriester binnen,
terwijl Petrus buiten bij de poort bleef staan.
Daarom kwam die andere leerling, de bekende van de hogepriester,
naar buiten, sprak met de portierster en bracht Petrus naar binnen.
Het meisje aan de poort zei tegen Petrus:
S “Zijt ook gij niet een van de leerlingen van die man?”
C Hij zei:
S “Dat ben ik niet.”
C De knechten en de dienaren
hadden een houtskoolvuur aangelegd omdat het koud was
en stonden zich te warmen.
Ook Petrus stond bij hen en warmde zich.
De hogepriester ondervroeg Jezus
over zijn leerlingen en over zijn leer.
Jezus antwoordde hem:
+ “Ik heb openlijk tot de wereld gesproken.
Ik heb altijd onderricht gegeven in een synagoge
en in de tempel, waar alle Joden bijeenkomen,
en in het verborgene heb Ik niets gesproken.
Waarom ondervraagt gij Mij?
Ondervraag degenen die gehoord hebben wat Ik tot hen gesproken heb.
Zie, zij weten wat Ik heb gezegd.”
C Toen Hij dit zei,
gaf een van de dienaren die naast Hem stond,
Jezus een klap in het gezicht en zei:
S “Antwoordt Gij zo de hogepriester?”
C Jezus antwoordde hem:
+ “Indien Ik iets verkeerds gezegd heb,
getuig dan wat er verkeerd in was,
maar indien het goed was,
waarom slaat gij Mij?”
C Daarop zond Annas Hem geboeid
naar de hogepriester Kájafas.
Zijt ook gij niet een van zijn leerlingen?
Dat ben ik niet.
Simon Petrus stond zich te warmen, toen ze hem zeiden:
S “Zijt ook gij niet een van zijn leerlingen?”
C Hij ontkende het en zei:
S “Dat ben ik niet.”
C Een van de knechten van de hogepriester,
een bloedverwant van de man
bij wie Petrus het oor had afgehakt, zei:
S “Heb ik u niet in de tuin met Hem gezien?”
C Petrus ontkende het opnieuw
en meteen kraaide er een haan.
Mijn koningschap is niet van deze wereld.
Toen brachten zij Jezus van Kájafas naar het pretorium.
Het was vroeg in de morgen.
Zelf gingen zij het pretorium niet binnen,
opdat zij zich niet zouden verontreinigen,
maar het paasmaal konden eten.
Daarom kwam Pilatus naar buiten en vroeg hun:
S “Welke beschuldiging brengt gij tegen deze man in?”
C Zij gaven hem ten antwoord:
S “Als dit geen misdadiger was,
zouden wij Hem niet aan u hebben overgeleverd.”
C Daarop zei Pilatus:
S “Neemt gij Hem dan en oordeelt Hem volgens uw wet.”
C De Joden zeiden hem:
S “Wij missen het recht om iemand ter dood te brengen.”
C Zo zou Jezus’ woord in vervulling gaan,
waarmee Hij had aangeduid welke dood Hij zou sterven.
Nu ging Pilatus het pretorium weer binnen,
riep Jezus bij zich en zei tot Hem:
S “Zijt Gij de koning van de Joden?”
C Jezus antwoordde:
+ “Zegt gij dit uit uzelf
of hebben anderen u over Mij gesproken?”
C Pilatus antwoordde:
S “Ben ik soms een Jood?
Uw volk en de hogepriesters hebben U aan mij overgeleverd.
Wat hebt Gij gedaan?”
C Jezus antwoordde:
+ “Mijn koningschap is niet van deze wereld.
Als mijn koningschap van deze wereld was,
zouden mijn dienaren gestreden hebben,
opdat Ik niet overgeleverd zou worden aan de Joden;
mijn koningschap is echter niet van hier.”
C Daarop zei Pilatus tot Hem:
S “Gij zijt dus toch koning?”
C Jezus antwoordde:
+ “Gíj zegt dat Ik koning ben.
Hiertoe ben Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen:
om te getuigen van de waarheid.
Ieder die uit de waarheid is, luistert naar mijn stem.”
C Pilatus zei tot Hem:
S “Wat is waarheid?”
C En dit gezegd hebbend, ging hij weer naar buiten naar de Joden en zei hun:
S “Ik vind in Hem geen enkele schuld.
Maar er bestaat bij u de gewoonte dat ik met Pasen iemand vrijlaat.
Wilt gij dus dat ik u de koning van de Joden vrijlaat?”
C Toen schreeuwden ze opnieuw:
S “Niet die, maar Bárabbas.”
C Bárabbas was een rover.
Gegroet, koning van de Joden!
Toen nam Pilatus Jezus en liet Hem geselen.
De soldaten vlochten een kroon van doorntakken,
zetten Hem die op het hoofd
en wierpen Hem een purperen mantel om.
Ze traden op Hem toe en zeiden:
S “Gegroet, de koning van de Joden.”
C En zij sloegen Hem in het gezicht.
Pilatus ging opnieuw naar buiten en zei tot hen:
S “Zie, ik breng Hem voor u naar buiten om u te doen weten,
dat ik geen enkele schuld in Hem vind.”
C Jezus kwam dus naar buiten,
met de doornenkroon op en de purperen mantel aan.
En Pilatus zei tot hen:
S “Zie de mens.”
C Maar toen de hogepriesters en hun dienaren Hem zagen,
schreeuwden ze:
S “Kruisigen, kruisigen.”
C Pilatus zei hun:
S “Neemt gij Hem dan en kruisigt Hem,
want ik vind geen schuld in Hem.”
C De Joden antwoordden hem:
S “Wij hebben een wet en volgens die wet moet Hij sterven,
want Hij heeft zichzelf tot Zoon van God gemaakt.”
C Toen Pilatus dit hoorde, werd hij nog meer bevreesd.
Hij ging opnieuw het pretorium binnen en zei tot Jezus:
S “Waar zijt Gij vandaan?”
C Maar Jezus gaf hem geen antwoord.
Daarom zei Pilatus Hem:
S “Gij spreekt niet tegen mij?
Weet Ge niet dat ik macht heb om U vrij te laten,
en macht heb om U te kruisigen?”
C Jezus antwoordde:
+ “Ge zoudt geen enkele macht over Mij hebben,
als u die niet van boven gegeven was.
Daarom is de zonde van hem die Mij aan u heeft overgeleverd, groter.”
Weg, weg! Kruisig Hem!
C Van dit ogenblik af wilde Pilatus ertoe overgaan Hem vrij te laten.
Maar de Joden schreeuwden:
S “Als ge Hem vrijlaat, zijt ge geen vriend van de keizer.
Ieder die zichzelf tot koning maakt, komt in verzet tegen de keizer.”
C Toen Pilatus dat hoorde,
bracht hij Jezus naar buiten en ging op de rechterstoel zitten,
op de plaats die Litóstrotos heet, in het Hebreeuws Gábbata.
Het was de Voorbereidingsdag voor Pasen, ongeveer het zesde uur.
Hij zei tot de Joden:
S “Zie uw koning.”
C Maar zij schreeuwden:
S “Weg, weg! Kruisig Hem.”
C Pilatus zei hun:
S “Zal ik dan uw koning kruisigen?”
C De hogepriesters antwoordden:
S “Wij hebben geen andere koning dan de keizer.”
C Toen leverde hij Hem aan hen over om gekruisigd te worden.
Zij kruisigden Hem, en met Hem nog twee anderen.
En zij namen Jezus over.
Zelf zijn kruis dragend,
trok Jezus de stad uit naar wat de Schedelplaats heet,
in het Hebreeuws Golgota.
Daar kruisigden zij Hem,
en met Hem nog twee anderen, aan de ene en de andere kant,
en Jezus in het midden.
Pilatus had zelf een opschrift laten maken en op het kruis laten aanbrengen.
Er stond geschreven:
“Jezus, de Nazoreeër, de koning van de Joden.”
Dit opschrift dus lazen velen van de Joden,
want de plaats waar Jezus gekruisigd werd, lag dicht bij de stad
en het stond geschreven in het Hebreeuws, het Latijn en het Grieks.
De hogepriesters van de Joden nu zeiden tot Pilatus:
S “Ge moet niet schrijven: ‘de koning van de Joden’, maar:
‘Hij heeft gezegd: Ik ben de koning van de Joden.’”
C Pilatus antwoordde:
“Wat ik geschreven heb, heb ik geschreven.”
Zij verdeelden mijn kleren onder elkaar.
C Toen de soldaten Jezus gekruisigd hadden,
namen ze zijn kleren en deelden ze in vieren, voor iedere soldaat een deel,
en ze namen ook het onderkleed.
Het onderkleed nu was zonder naad, aan één stuk geweven van bovenaf.
Daarom zeiden ze tot elkaar:
S “Laten we dat niet scheuren, maar er om loten wie hem krijgt.”
C Zo moest de Schrift vervuld worden, die zegt:
“Zij verdeelden mijn kleren onder elkaar en wierpen het lot om mijn gewaad.”
Aldus deden de soldaten.
Zie uw zoon. Zie uw moeder.
Bij het kruis van Jezus stonden zijn moeder
en de zuster van zijn moeder, Maria, de vrouw van Klopas,
en Maria Magdalena.
Toen Jezus de moeder zag
en bij haar staande de leerling die Hij liefhad,
zei Hij tot de moeder:
+ “Vrouw, zie uw zoon.”
C Vervolgens zei Hij tot de leerling:
+ “Zie uw moeder.”
C En van dat uur afnam de leerling haar bij zich op.
Het is volbracht.
Hierna, wetend dat nu alles was volbracht,
opdat de Schrift zou worden vervuld,
zei Jezus:
+ “Ik heb dorst.”
C Er stond daar een kruik vol zure wijn.
Ze staken dus een spons vol zure wijn op een hysopstengel,
en brachten die aan zijn mond.
Toen Jezus dan van de zure wijn genomen had,
zei Hij:
+ “Het is volbracht”,
C en nadat Hij het hoofd had gebogen, gaf Hij de geest.
(Hier knielt men en houdt een korte stilte.)
Onmiddellijk kwam er bloed en water uit.
C Aangezien het Voorbereidingsdag was
en opdat de lichamen niet aan het kruis zouden blijven op sabbat
— want het was een grote dag, die sabbat —
vroegen de Joden aan Pilatus
dat van hen de benen zouden worden gebroken
en zij zouden worden weggehaald.
Daarop kwamen de soldaten
en braken de benen van de eerste en van de andere
die met Hem was gekruisigd.
Toen zij echter bij Jezus kwamen en zagen dat Hij reeds dood was,
braken zij zijn benen niet;
maar een van de soldaten doorstak zijn zijde met een lans
en onmiddellijk kwam er bloed en water uit.
En die het gezien heeft, getuigt hiervan;
en zijn getuigenis is waar,
en hij weet dat hij de waarheid zegt, opdat ook gij zoudt geloven.
Dit is namelijk gebeurd, opdat de Schrift vervuld zou worden:
“Geen been van Hem zal gebroken worden”,
terwijl nog een ander Schriftwoord zegt:
“Zij zullen opzien naar Hem die zij hebben doorstoken.”
Zij wikkelden het lichaam van Jezus
met de welriekende kruiden in zwachtels.
Hierna vroeg Jozef van Arimatéa, die een leerling van Jezus was
- maar in het verborgene uit vrees voor de Joden — aan Pilatus
het lichaam van Jezus te mogen wegnemen.
En Pilatus stond het toe.
Hij ging dus heen en nam het lichaam weg.
Nikodémus, die eerder ’s nachts naar Hem toegekomen was,
kwam ook en bracht een mengsel van mirre en aloë mee,
ongeveer honderd litra.
Zij namen het lichaam van Jezus
en wikkelden het met de welriekende kruiden in zwachtels,
zoals het bij de Joden gebruikelijk is te begraven.
Op de plaats waar Hij gekruisigd was,
lag een tuin en in die tuin een nieuw graf,
waarin nog nooit iemand was neergelegd.
Vanwege de Voorbereidingsdag van de Joden
en omdat het graf dichtbij was,
legden zij Jezus daarin neer.
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Bron: Tiltenberg Getijdengebed
Terug naar boven