
Lezingen - 15 september 2036
Spring naar hoofdtekstNavigatiekalender
Navigatie
Jaar B
Heilige maagd Maria, Moeder van Smarten
Eerste lezing
I Kor. 11, 17-26.33
Wanneer zich onder u partijschappen manifesteren
dan kan er geen sprake zijn van de maaltijd des Heren.
Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte
Broeders en zusters,
Ik moet er mijn afkeuring over uitspreken
dat gij uw bijeenkomsten houdt op een wijze
die u meer kwaad dan goed doet.
Om te beginnen hoor ik
dat zich op de samenkomsten van uw gemeente
partijschappen manifesteren
en ik ben geneigd het te geloven
onenigheden zijn nu eenmaal onvermijdelijk
als moet blijken wie van uw leden betrouwbaar zijn:
Zoals gij nu samenkomt
kan er geen sprake zijn van ,de maaltijd des Heren’.
Want ieder eet haastig zijn eigen maal op
zodat sommigen honger lijden en anderen dronken zijn.
Gij hebt toch huizen om te eten en te drinken?
Of minacht gij de gemeente Gods
en wilt gij hen die niets hebben beschaamd maken?
Wat moet ik hierop zeggen?
Kan ik u prijzen?
Op dit punt zeker niet.
Zelf heb ik immers van de Heer de overlevering ontvangen
die ik u op mijn beurt heb doorgegeven
dat de Heer Jezus
in de nacht waarin Hij werd overgeleverd,
brood nam
en na gedankt te hebben het brak en zei:
„Dit is mijn lichaam voor u. „Doet dit tot mijn gedachtenis.”
Zo ook nam Hij na de maaltijd de beker
met de woorden:
„Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed.
„Doet dit
elke keer dat gij hem drinkt tot mijn gedachtenis.”
Telkens als gij dit brood eet en de beker drinkt
verkondigt gij de dood des Heren
totdat Hij wederkomt.
Daarom, broeders en zusters,
wanneer gij samenkomt voor de maaltijd, wacht op elkaar.
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Antwoordpsalm
Ps. 40 (39), 7-8, 9, 10, 17
R: Verkondigt de dood des Heren,
totdat Hij wederkomt. (cf. I Kor. 11, 26b)
Geschenk en offerande hebt Gij nooit verlangd,
maar wel hebt Gij mijn oren voor uw stem geopend.
Gij vraagt geen brandoffer, geen zoenoffer van mij;
dus zei ik: ja, ik kom,
zoals van mij geschreven staat:
Uw wil te doen, mijn God, dat is mijn vreugde,
uw wet is in mijn hart gegrift.
In de bijeenkomsten heb ik gerechtigheid gepredikt,
mijn lippen niet gesloten, Heer, Gij weet het.
Maar laat hen juichen en verheugd zijn,
die U zoeken, en roepen:
glorie aan de Heer,
die uitzien naar uw hulp.
Evangelie
Joh. 19, 25-27
Hoeveel kwelling, hoeveel pijnen teisterden die goede Moeder, toen haar ogen moesten rusten op het lijden van haar Zoon (Stabat Mater).
De Heer zij met u.
allen: En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes
allen: Lof zij U, Christus.
In die tijd
stonden bij Jezus’ kruis zijn moeder, de zuster van zijn moeder,
Maria, de vrouw van Klopas, en Maria Magdalena.
Toen Jezus zijn moeder zag
en naast haar de leerling die Hij liefhad
zei Hij tot zijn moeder:
„Vrouw, zie daar uw zoon.”
Vervolgens zei Hij tot de leerling:
„Zie daar uw moeder.”
En van dat ogenblik af nam de leerling haar bij zich in huis.
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Bron: Tiltenberg Getijdengebed
Terug naar boven