
Lezingen - 29 augustus 2029
Spring naar hoofdtekstNavigatiekalender
Navigatie
Jaar A
Marteldood van de H. Johannes de Doper
Eerste lezing
1 Tess. 2, 9-13
Terwijl wij u het evangelie verkondigden,
hebben wij dag en nacht gewerkt.
Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Tessalonica
Broeders en zusters,
Gij herinnert u onze moeite en inspanning.
Terwijl wij u het evangelie van God verkondigden,
hebben wij dag en nacht gewerkt
om maar niemand van u tot last te zijn.
Met God kunt gij getuigen
hoe vroom en rechtschapen en onberispelijk
wij ons tegenover u, gelovigen, hebben gedragen.
Gij weet het,
als een vader hebben wij ieder van u vermaand en aangemoedigd;
wij hebben u bezworen een leven te leiden, God waardig
die u roept tot de heerlijkheid van zijn koninkrijk.
En daarom danken wij God zonder ophouden,
dat gij het goddelijk woord der prediking
van ons hebt ontvangen en aanvaard:
niet als een woord van mensen maar als wat het inderdaad is:
het woord van God;
en het blijft werkzaam in u, die gelooft.
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Antwoordpsalm
Ps. 139 (138), 7-8, 9-10, 11-12ab
R: Gij kent mij, Heer, en Gij doorschouwt mij.
Waar zou ik ooit ontkomen aan uw Geest,
waar zou ik mij voor uw gelaat verbergen?
Al stijg ik naar de hemel op: daar zijt Gij reeds,
al daal ik in het dodenrijk: Gij zijt aanwezig.
Al leen ik ook de vleugels van de dageraad
en strijk ik neer aan gene zijde van de zee
ook daar is het uw hand die mij blijft leiden,
ook daar houdt Gij mij stevig vast.
En zeg ik: laat het duister mij dan dekken,
laat alle licht verzwolgen worden door de nacht
dan zal de duisternis voor U niet donker zijn,
de nachten even helder als de dagen;
voor U zijn licht en duisternis gelijk.
Evangelie
Mc. 6, 17-29
Ik wil dat u mij op staande voet op een schotel
het hoofd van Johannes de Doper geeft.
De Heer zij met u.
allen: En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus
allen: Lof zij U, Christus.
In die tijd had Herodes Johannes laten grijpen
en in de gevangenis in boeien geslagen omwille van Herodias,
de vrouw van zijn broer Filippus,
want hij had haar tot vrouw genomen.
Johannes had immers tot Herodes gezegd:
„Het is u niet geoorloofd de vrouw van uw broer te hebben.”
Herodias was daarom op hem gebeten en wilde hem doden,
maar zij kreeg geen kans
want Herodes had ontzag voor Johannes.
Hij wist dat hij een rechtschapen en heilig man was
en nam hem in bescherming.
Telkens wanneer hij hem gehoord had verkeerde hij in tweestrijd
maar toch luisterde hij graag naar hem.
Er kwam echter een gunstige dag,
toen Herodes bij zijn verjaardag
een maaltijd aanrichtte voor zijn hoogwaardigheidsbekleders,
zijn hoofdofficieren en de vooraanstaanden van Galilea.
De dochter van Herodias trad op met een dans
en zij beviel aan Herodes en zijn tafelgenoten.
De koning zei tot het meisje:
„Vraag me wat je wilt en ik zal het je geven.”
En hij bevestigde haar met een eed:
„Wat je me ook vraagt, ik zal het je geven
al is het de helft van mijn koninkrijk.”
Zij ging naar buiten en vroeg aan haar moeder:
„Wat zou ik vragen?”
Deze antwoordde:
„Het hoofd van Johannes de Doper.”
Zij haastte zich naar binnen, naar de koning
en zei hem haar verlangen:
„Ik wil
dat u mij op staande voet op een schotel
het hoofd van Johannes de Doper geeft.”
Dit deed de koning leed,
maar om zijn eed gestand te doen en ook wegens zijn tafelgenoten
wilde hij haar niet afwijzen.
Terstond stuurde de koning dus een lijfwacht
en gelastte hem het hoofd van Johannes te brengen.
De man ging en onthoofdde hem in de gevangenis.
Hij bracht het hoofd op een schotel en gaf het aan het meisje;
het meisje gaf het weer aan haar moeder.
Toen zijn leerlingen er van gehoord hadden
kwamen ze zijn lijk halen en legden het in een graf.
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Bron: Tiltenberg Getijdengebed
Terug naar boven