Lezingen - 3 mei 2026
Spring naar hoofdtekstNavigatiekalender
Navigatie
Jaar A
Pagina 165 (nieuw)
Pagina 570 (oud)
Vijfde zondag van Pasen
Eerste lezing
Hand. 6, 1-7
Zij kozen zeven mannen vol van de Heilige Geest.
Lezing uit de Handelingen van de apostelen
In die dagen,
toen het aantal leerlingen toenam,
begonnen de Hellenisten tegen de Hebreeën te morren,
omdat bij de dagelijkse ondersteuning
hun weduwen achtergesteld werden.
De twaalf riepen nu de menigte leerlingen bijeen
en zeiden:
“Het past niet dat wij het woord van God verwaarlozen
om aan tafel te bedienen.
Ziet dus uit, broeders, naar zeven mannen uit uw midden,
van goede faam, vol van Geest en wijsheid,
die wij zullen aanstellen voor deze taak,
terwijl wij zullen volharden
in het gebed en in de bediening van het woord.”
Het voorstel vond instemming bij de hele menigte
en zij kozen Stéfanus, een man vol van geloof en van de Heilige Geest,
Filippus, Próchorus, Nikánor, Timon, Parménas
en Nikoláüs, een proseliet uit Antiochië.
Dezen werden aan de apostelen voorgedragen,
die na gebed hun de handen oplegden.
Het woord van God bleef zich verspreiden
en het aantal leerlingen in Jeruzalem nam sterk toe;
ook een grote menigte priesters gehoorzaamde aan het geloof.
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Antwoordpsalm
Ps. 33 (32), 1-2. 4-5. 18-19 (R. 22)
R. Uw liefde, Heer, moge over ons komen:
wij stellen ons vertrouwen op U.
Of: Alleluia.
Rechtvaardigen, juicht om de Heer;
wie oprecht is, moet Hem eren.
Looft de Heer met de citer,
maakt muziek voor Hem op de harp.
Oprecht is het woord van de Heer,
alles wat Hij doet, is betrouwbaar.
Hij heeft recht en gerechtigheid lief;
de aarde is vervuld van de liefde van de Heer.
Het oog van de Heer rust op hen die Hem vrezen
en die op zijn liefde vertrouwen.
Hij zal hen vrijwaren van de dood,
hen bij hongersnood in leven houden.
Tweede lezing
I Petr. 2, 4-9
Gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap.
Lezing uit de Eerste brief van de heilige apostel Petrus
Dierbaren,
Treedt toe tot de Heer, de levende steen,
door mensen verworpen, maar uitverkoren en kostbaar voor God.
Laat ook uzelf als levende stenen opbouwen tot een geestelijk huis,
tot een heilig priesterschap dat geestelijke offers opdraagt
die welgevallig zijn aan God door Jezus Christus.
Daarom staat er in de Schrift:
“Zie, Ik leg in Sion een hoeksteen, uitverkoren en kostbaar,
en wie in Hem gelooft, zal zeker niet worden teleurgesteld.”
Kostbaar, dat geldt voor u die gelooft,
maar voor de ongelovigen geldt:
“De steen die de bouwers hebben afgekeurd,
die is tot hoeksteen geworden”,
en “een steen des aanstoots, een rots waar zij over struikelen.”
Zij stoten zich, omdat zij het woord niet gehoorzamen;
en daartoe waren zij ook bestemd.
Maar gij zijt een uitverkoren geslacht,
een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk,
verworven om de grote daden te verkondigen
van Hem die u uit de duisternis heeft geroepen tot zijn wonderbaar licht.
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Evangelie
Joh. 14, 1-12
Ik ben de weg en de waarheid en het leven.
De Heer zij met u.
allen: En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes.
allen: Lof zij U, Christus.
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:
“Laat uw hart niet ontsteld worden.
Gij gelooft in God, gelooft ook in Mij.
In het huis van mijn Vader zijn vele verblijven.
Als dit niet zo was, zou Ik u dan gezegd hebben:
Ik ga heen om een plaats voor u te bereiden?
En als Ik ben heengegaan en een plaats voor u heb bereid,
kom Ik terug om u op te nemen bij Mij, opdat waar Ik ben, ook gij zult zijn.
En waar Ik heenga — gij kent de weg.”
Thomas zei tot Hem:
“Heer, wij weten niet waar Gij heengaat: hoe kunnen wij de weg dan kennen?”
Jezus zei hem: “Ik ben de weg en de waarheid en het leven.
Niemand komt tot de Vader, tenzij door Mij.
Als gij Mij zoudt kennen, zoudt gij ook mijn Vader kennen.
En vanaf nu kent gij Hem en hebt gij Hem gezien.”
Hierop zei Filippus Hem:
“Heer, toon ons de Vader; dat is ons genoeg.”
Jezus zei hem: “Ik ben al zo lang bij u en gij kent Mij nog niet, Filippus?
Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien.
Hoe kunt ge dan zeggen: ‘Toon ons de Vader?’
Gelooft ge niet dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is?
De woorden die Ik u zeg, spreek Ik niet uit Mijzelf,
maar het is de Vader die, blijvend in Mij, zijn werken doet.
Gelooft Mij: Ik blijf in de Vader en de Vader in Mij.
Of gelooft het anders omwille van de werken.
Amen, amen, Ik zeg u:
wie gelooft in Mij, ook hij zal de werken doen die Ik doe,
en grotere dan die zal hij doen, omdat Ik naar de Vader ga.”
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Bron: Tiltenberg Getijdengebed
Terug naar boven