
Lezingen - 20 november 2024
Spring naar hoofdtekstNavigatiekalender
Navigatie
Jaar B
Woensdag in de 33e week door het jaar
Eerste lezing
Apok. 4, 1-11
Heilig, Heer, God, Albeheerser, die was en die is en die komt.
Uit de Openbaring van de heilige apostel Johannes
Ik, Johannes, had het volgende visioen:
Ik zag een deur in de hemel die open stond
en de stem, luid als een trompet,
die ik al eerder tot mij had horen spreken riep:
„Kom hier omhoog,
dan zal ik u tonen wat hierna geschieden moet.”
Aanstonds raakte ik in geestvervoering.
En zie:
er stond een troon in de hemel en op de troon was Iemand gezeten.
En Die erop gezeten was was van aanzien gelijk jaspissteen en karneool.
En rond de troon was een regenboog, helder als smaragd.
Vierentwintig tronen omringden de troon
en op die tronen waren vierentwintig oudsten gezeten,
gekleed in witte gewaden, met gouden kronen op het hoofd.
Van de troon gingen bliksemstralen uit
en dreunende donderslagen.
En zeven vurige fakkels brandden vóór de troon;
dit zijn de zeven geesten Gods.
En vóór de troon was als een glazen zee, kristal gelijk.
En rondom de troon waren vier dieren,
bezaaid met ogen voor en achter.
En het eerste dier geleek op een leeuw,
en het tweede op een jonge stier,
en het derde dier had een gelaat als van een mens,
en het vierde dier geleek op een adelaar in zijn vlucht.
En de vier dieren hadden elk zes vleugels;
rondom en van binnen zijn zij met ogen bezet.
En zij roepen zonder rusten dag en nacht;
„Heilig, heilig, heilig, Heer, God, Albeheerser,
die was en die is en die komt.”
En telkens als de dieren heerlijkheid,
eer en dank brengen aan Hem die op de troon is gezeten,
en die leeft in de eeuwen der eeuwen,
vallen de vierentwintig oudsten neer
voor Hem die op de troon is gezeten,
om Hem te aanbidden die leeft in de eeuwen der eeuwen.
En zij werpen hun kronen neer voor de troon, zeggend:
„Waardig zijt Gij, onze Heer en onze God
te ontvangen de heerlijkheid en de eer en de macht;
want Gij hebt het heelal geschapen:
door uw wil ontstond het en werd het geschapen.”
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Antwoordpsalm
Ps. 150, 1-2, 3-4, 5-6
R: Heilig, heilig, heilig,
Heer, God, Albeheerser. (Apok. 4, 8b)
of: Alleluia.
Looft de Heer in zijn paleis,
looft Hem in zijn hoge hemel.
Looft Hem om zijn grote daden,
looft Hem om zijn majesteit.
Looft Hem met bazuingeschal,
looft de Heer met harp en citer.
Looft Hem met timpaan en reidans,
looft Hem met gitaar en fluit.
Looft Hem met geklep van bekkens,
looft Hem met cimbaal-gerinkel
al wat ademt: looft de Heer
Evangelie
Lc. 19, 11-28
Waarom heb je mijn geld niet naar de bank gebracht?
De Heer zij met u.
allen: En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus
allen: Lof zij U, Christus.
In die tijd was Jezus dichtbij Jeruzalem gekomen,
en daar men meende, dat het Rijk Gods onmiddellijk ging verschijnen,
vertelde Hij deze gelijkenis:
„Een man van hoge geboorte ging op reis naar een ver land
om het koningschap te verkrijgen en dan terug te keren.
„Hij riep tien van zijn dienaars,
gaf hun tien pond en sprak tot hen:
Doet daar tijdens mijn afwezigheid zaken mee.
„Zijn landgenoten evenwel haatten hem
en stuurden hem een gezantschap achterna om te zeggen:
Wij willen niet dat deze man koning over ons wordt.
„Toen hij was teruggekeerd,
na het koningschap toch verkregen te hebben,
liet hij die dienaars roepen aan wie hij zijn geld gegeven had.
„De eerste kwam en zei:
Heer, uw pond heeft er tien opgeleverd.
„Hij antwoordde:
Uitstekend, goede dienaar!
Omdat gij in iets kleins trouw zijt geweest
zult gij gezag hebben over tien steden.
„Daarop kwam de tweede en sprak:
Heer, uw pond heeft er vijf opgebracht.
„Ook hem antwoordde de heer:
En gij, gij zult macht hebben over vijf steden.
„Toen kwam de derde en zei:
Heer, hier is uw pond;
ik heb het weggestopt in een doek en zo bewaard;
ik had angst voor u
omdat ge een streng man zijt,
die terugeist wat ge niet hebt uitgezet
en die oogst wat ge niet hebt gezaaid.
„Aan hem antwoordde de heer:
Met je eigen woorden zal ik je veroordelen, slechte knecht.
„Je wist, dat ik een streng man ben
die terugeist wat ik niet heb uitgezet
en die oogst wat ik niet gezaaid heb.
„Waarom heb je dan mijn geld niet naar de bank gebracht?
„Dan had ik het bij mijn terugkomst met rente kunnen opvragen.
„En aan degenen die er bij stonden, beval hij:
Neemt hem dat pond af
en geeft het aan hem die de tien ponden heeft.
„Ze wierpen op:
Heer, die heeft al tien ponden.
„Maar hij ging verder:
Ik zeg u:
Aan ieder die heeft, zal gegeven worden;
maar aan wie niet heeft, zal nog ontnomen worden
zelfs wat hij heeft.
„En die vijanden van mij,
die mensen die niet wilden dat ik koning over hen werd,
brengt ze hier en steekt ze voor mijn ogen neer.”
Nadat Jezus deze woorden gesproken had
trok Hij verder en ging op naar Jeruzalem.
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Bron: Tiltenberg Getijdengebed
Terug naar boven