
Lezingen - 10 februari 2024
Spring naar hoofdtekstNavigatiekalender
Navigatie
Jaar B
H. Scholastica, maagd
Eerste lezing
I Kon. 12, 26-32; 13, 33-34
Jerobeam liet twee gouden stierebeelden maken.
Uit het eerste Boek der Koningen
In die dagen dacht Jerobeam bij zichzelf:
Tenslotte zal mijn koninkrijk
toch weer aan het huis van David komen.
Als dit volk naar Jeruzalem blijft trekken
om offers op te dragen in de tempel van de Heer,
zullen zij zich weer gaan hechten aan Rehabeam,
de koning van Juda, hun heer.
Na rijp beraad liet de koning twee gouden stierebeelden maken
en zei hij tot het volk:
„Gij zijt nu lang genoeg opgegaan naar Jeruzalem;
dit, Israëlieten, zijn de goden
die u uit Egypte hebben geleid.”
Het ene beeld stelde hij op te Betel
en het andere plaatste hij in Dan.
Dit bracht de Israëlieten tot zonde.
Het volk geleidde het tweede beeld naar Dan.
Ook bouwde Jerobeam offerhoogten
en stelde hij uit het gewone volk priesters aan,
die niet tot de stam Levi behoorden.
Verder voerde Jerobeam
op de vijftiende dag van de achtste maand
een feest in dat geleek op het feest dat in Juda bestond.
Bij die gelegenheid besteeg hij het altaar
dat hij in Betel had laten maken,
om te offeren voor de stierebeelden die hij vervaardigd had.
En in Betel installeerde hij de priesters
van de offerhoogten die hij gebouwd had.
Ondanks de woorden van de profeet
bekeerde Jerobeam zich niet van zijn wangedrag.
Integendeel, hij stelde uit het gewone volk priesters
voor de offerhoogten aan;
al wie maar wilde wijdde hij tot priester van een offerhoogte.
Hierin bestond de zonde van het huis van Jerobeam
en dit was de reden
waarom zijn koninkrijk vernietigd
en van de aardbodem verdelgd zou worden.
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Antwoordpsalm
Ps. 106 (105), 6-7a, 19-20, 21-22
R: Vergeet mij niet, Heer, die uw volk welgezind zijt.
Wij hebben gezondigd zoals onze vaderen,
ontucht bedreven en kwaad gedaan.
Want onze vaderen in Egypte
vergaten de wonderen die Gij deedt.
Zij maakten een heilig kalf bij de Horeb
en wierpen zich neer voor een gietsel van goud.
Hun Glorie ruilden zij tegen een afgod,
het beeld van een grasetend rund.
Zij waren vergeten dat God hen gered had,
Hij die in Egypte zijn macht had getoond;
die wonderdaden verricht had in Cham
en bij de Rietzee verbazende dingen.
Evangelie
Mc. 8, 1-10
De mensen aten tot ze verzadigd waren.
De Heer zij met u.
allen: En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus
allen: Lof zij U, Christus.
Toen er in die tijd weer eens veel mensen bijeen waren
en zij niets te eten hadden,
riep Jezus zijn leerlingen bij zich en sprak tot hen:
„Ik heb medelijden met deze mensen,
omdat zij al drie dagen bij Mij blijven zodat ze nu zonder voedsel zijn.
„Wanneer Ik hen zonder eten naar huis laat gaan
zullen zij onderweg bezwijken;
sommigen van hen zijn van ver gekomen.”
Zijn leerlingen antwoordden Hem:
„Waar kan iemand hier, op een zo eenzame plaats
brood vandaan halen om hen te verzadigen?”
Hij vroeg hun:
„Hoeveel broden hebt ge dan?”
„Zeven”,
antwoordden zij.
Hij gelastte het volk op de grond te gaan zitten.
Toen nam Hij de zeven broden,
en na het dankgebed brak Hij ze
en gaf ze aan zijn leerlingen om ze voor te zetten aan het volk;
en dat deden ze.
Ze hadden ook nog wat visjes;
na de zegen er over uitgesproken te hebben, zei Hij
dat ze ook die moesten voorzetten.
De mensen aten tot ze verzadigd waren
en aan overgebleven brokken haalde men zeven manden op.
Er waren ongeveer vierduizend personen.
Toen zond Hij hen naar huis.
Terstond ging Hij met zijn leerlingen scheep
en kwam in de streek van Dalmanuta.
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Bron: Tiltenberg Getijdengebed
Terug naar boven