
Lezingen - 11 augustus 2022
Spring naar hoofdtekstNavigatiekalender
Navigatie
Jaar C
H. Clara, maagd
Eerste lezing
Ez. 12, 1-12
Ga bij dag voor aller ogen in ballingschap.
Uit de Profeet Ezechiël
Het woord van de Heer werd tot mij gericht:
„Mensenkind,
gij woont te midden van een weerspannig volk,
dat ogen heeft om te zien maar niet ziet,
en oren om te horen maar niet hoort;
het is nu eenmaal een weerspannig volk.
„Mensenkind,
pak bij elkaar zoveel als een balling mee kan nemen
en ga bij dag voor aller ogen in ballingschap.
„Voor hun ogen
moet gij uit uw woonplaats wegtrekken naar elders;
misschien komen ze dan tot het inzicht
dat ze een weerspannig volk zijn.
„Breng de bagage voor uw ballingschap
overdag onder hun ogen naar buiten,
en vertrek voor hun ogen
tegen het vallen van de avond, als een balling.
„Maak onder hun ogen een gat in de muur
en stap daar doorheen.
„Ge moet uw bagage onder hun ogen op uw schouders laden
en in het donker vertrekken;
ge moet uw gezicht bedekken zodat ge de grond niet kunt zien,
want Ik maak u tot een teken voor het volk van Israël.”
Ik deed zoals mij bevolen was:
ik bracht de bagage die ik als balling nodig had, naar buiten,
en tegen de avond maakte ik met mijn hand een gat in de muur;
in het donker laadde ik voor hun ogen
de bagage op mijn schouders en vertrok.
De volgende morgen
werd het woord van de Heer tot mij gericht:
„Mensenkind,
heeft het volk van Israël,
dat weerspannige volk, u niet gevraagd:
Wat doet ge?
„Zeg tot hen: Zo spreekt God, de Heer:
Dit is een boodschap voor de vorst in Jeruzalem
en voor heel het volk van Israël dat daar woont.
„Zeg tot hen:
Ik ben voor u een teken;
zoals ik gedaan heb, zo zal ook met u gebeuren:
in ballingschap, in gevangenschap zult ge gaan.
„Uw vorst zal in het donker zijn bagage op zijn schouders laden
en de stad verlaten;
men zal een gat in de muur maken om hem naar buiten te laten;
hij zal zijn gezicht bedekken,
omdat hij deze grond met eigen ogen niet zal weerzien.”
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Antwoordpsalm
Ps. 78 (77), 56-57, 58-59, 61-62
R: Vergeet toch nooit wat God heeft gedaan!
Zij beproefden en tartten God weer
en wilden zijn wetten niet onderhouden.
Zoals hun vaderen dwaalden zij af
als pijlen van onbetrouwbare bogen.
Met offerhoogten tergden zij Hem
en wekten zijn naijver op met hun beelden.
God zag hun gedrag en ontbrandde in woede,
wierp Israël ruw van zich af.
Zijn Sterkte liet Hij in ballingschap gaan,
zijn Luister gaf Hij de vijand in handen.
Zijn volk gaf Hij prijs aan het moordende zwaard,
zijn gramschap kwam neer op zijn erfdeel. .
Evangelie
Mt. 18, 21-19, 1
Niet tot zevenmaal toe maar tot zeventig maal zevenmaal moet gij uw broeder vergeven.
De Heer zij met u.
allen: En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs
allen: Lof zij U, Christus.
In die tijd kwam Petrus naar Jezus toe en sprak:
„Heer, als mijn broeder tegen mij misdoet,
hoe dikwijls moet ik hem dan vergeven?
„Tot zevenmaal toe?”
Jezus antwoordde hem:
„Neen zeg Ik u,
niet tot zevenmaal toe,
maar tot zeventig maal zevenmaal.
„Daarom gelijkt het Rijk der hemelen op een koning
die rekening en verantwoording wilde vragen aan zijn dienaren.
„Toen hij hiermee begon, bracht men iemand bij hem
die tienduizend talenten schuldig was.
„Daar hij niets had om te betalen gaf de heer het bevel hem te verkopen
met vrouw en kinderen en al wat hij bezat, om zo de schuld te vereffenen.
„De dienaar wierp zich voor hem neer en smeekte:
Heer, heb geduld met mij en ik zal u alles betalen.
„De heer kreeg medelijden met die dienaar,
liet hem gaan en schold hem de geleende som kwijt.
„Maar toen de dienaar buiten kwam,
trof hij daar een andere dienaar
die hem honderd denariën schuldig was;
hij greep hem bij de keel en zei:
Betaal wat ge schuldig zijt.
„De andere dienaar wierp zich voor hem neer en smeekte:
Heb geduld met mij en ik zal u betalen.
„Maar hij weigerde, en liet hem zelfs in de gevangenis zetten
totdat hij zijn schuld betaald zou hebben.
„Toen nu de overige dienaars zagen wat er gebeurd was,
waren zij diep verontwaardigd
en gingen hun heer alles vertellen.
„Daarop liet de heer hem roepen en sprak:
Gij lelijke knecht, heel die schuld heb ik u kwijtgescholden
omdat ge mij erom gesmeekt hebt.
„Had gij dan ook geen medelijden moeten hebben
met uw mededienaar zoals ik met u medelijden heb gehad?
„En in toorn ontstoken
leverde zijn heer hem over aan de beulen,
totdat hij zijn hele schuld betaald zou hebben.
„Zo zal ook mijn hemelse Vader met ieder van u handelen
die niet zijn broeder van harte vergiffenis schenkt.”
Toen Jezus deze toespraak geëindigd had vertrok Hij uit Galilea
en ging naar het Overjordaanse gebied van Judea.
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Bron: Tiltenberg Getijdengebed
Terug naar boven