
Lezingen - 17 februari 2022
Spring naar hoofdtekstNavigatiekalender
Navigatie
Jaar C
Donderdag in de 6e week door het jaar
Eerste lezing
Jak. 2, 1-9
Heeft God niet de armen naar de wereld uitverkoren?
Maar gij hebt de arme veracht.
Uit de brief van de heilige apostel Jakobus
Broeders en zusters,
Gij die gelooft in Jezus Christus,
de Heer der heerlijkheid,
verbindt dit geloof toch niet met partijdigheid en vleierij!
Ik bedoel dit:
veronderstel, er treedt in uw samenkomst een man binnen,
keurig gekleed en met gouden ringen aan zijn vingers,
en tegelijkertijd komt er een arme aan in schamele kleren;
als gij nu opziet tegen de rijkgeklede man
en hem een ereplaats aanbiedt,
terwijl gij tegen de arme zegt:
„Blijf daar maar staan”, of:
„Ga hier op de grond zitten, bij mijn voetbank”,
maakt ge u dan niet schuldig
aan een kwaadaardig soort discriminatie?
Luistert; lieve broeders en zusters
God heeft de armen naar de wereld uitverkoren
om rijk te zijn in het geloof,
om erfgenamen te zijn van het koninkrijk
dat Hij beloofd heeft aan wie Hem liefhebben.
Maar gij hebt de arme veracht.
Zijn het niet de rijken
die u onderdrukken en u voor de rechtbank slepen?
Zijn zij het niet
die de schone naam lasteren welke over u is aangeroepen?
Als gij evenwel de koninklijke wet vervult
volgens het woord van de Schrift:
„Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf”,
is alles in orde.
Maar als ge partijdig handelt doet gij zonde
en veroordeelt de wet u als overtreders.
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Antwoordpsalm
Ps. 34 (33), 2-3, 4-5, 6-7
R: Die roepen in nood, naar hen luistert de Heer.
De Heer zal ik prijzen iedere dag,
zijn lof ligt mij steeds op de lippen.
Mijn geest is fier op de gunst van de Heer,
laat elk die het hoort zich verheugen.
Verheerlijkt de Heer tezamen met mij
en laat ons eendrachtig zijn Naam vereren.
Ik ging tot de Heer en Hij heeft mij verhoord,
Hij heeft mij gered uit al wat ik vreesde.
Verlaat u op Hem, dan wordt ge gelukkig,
want Hij stelt u niet teleur.
Die roepen in nood, naar hen luistert de Heer
en redt hen uit hun ellende.
Evangelie
Mc. 8, 27-33
Gij zijt de Christus.
De Mensenzoon zal veel moeten lijden.
De Heer zij met u.
allen: En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus
allen: Lof zij U, Christus.
In die tijd trok Jezus met zijn leerlingen
naar de dorpen rond Caesarea van Filippus.
Onderweg stelde Hij aan zijn leerlingen de vraag:
„Wie zeggen de mensen dat Ik ben?”
Zij antwoordden Hem:
„Johannes de Doper;
anderen zeggen Elia
en weer anderen zeggen dat Gij een van de profeten zijt.”
Daarop stelde Hij hun de vraag:
„Maar gij, wie zegt gij dat Ik ben?”
Petrus antwoordde:
„Gij zijt de Christus.”
Maar Hij verbood hun nadrukkelijk iemand hierover te spreken.
Daarop begon Hij hun te leren
dat de Mensenzoon veel zou moeten lijden en door de oudsten,
de hogepriesters en de schriftgeleerden verworpen moest worden,
maar dat Hij, na ter dood te zijn gebracht
drie dagen later zou verrijzen.
Hij sprak deze woorden zonder terughoudendheid.
Toen nam Petrus Jezus terzijde
en begon Hem ernstig daarover te onderhouden.
Maar zich omkerend keek Hij naar zijn leerlingen
en voegde Petrus op strenge toon toe:
„Ga weg, satan, terug!
„Want gij laat u leiden door menselijke overwegingen
en niet door wat God wil.”
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Bron: Tiltenberg Getijdengebed
Terug naar boven