
Lezingen - 2 oktober 2020
Spring naar hoofdtekstNavigatiekalender
Navigatie
Jaar A
HH. Engelbewaarders
Eerste lezing
Job 38, 1 .12-21; 40, 3-5
Hebt gij ooit de dageraad zijn plaats gewezen
of zijt ge ooit doorgedrongen tot de bronnen der zee?
Uit het Boek Job
Toen gebeurde het
dat de Heer vanuit de storm antwoord gaf aan Job en sprak:
„Hebt ge ooit in uw leven de morgen ontboden,
de dageraad zijn plaats gewezen
om de uiteinden der aarde te grijpen,
zodat de bozen er afgeschud worden?
„De aarde verandert van aanblik gelijk leem onder een zegel
en wordt kleurrijk als een kleed.
„Dan wordt aan de bozen het licht ontnomen,
hun opgeheven arm gebroken.
„Zijt ge ooit doorgedrongen tot de bronnen der zee
of hebt ge gewandeld
in de onnaspeurbare diepte van de oceaan?
„Zijn u de poorten van de dood getoond
en hebt ge de poorten der duisternis aanschouwd
„Hebt ge enig gedacht over de uiteinden der aarde?
„Vertel als ge dit alles weet!
„Waar is de weg naar de verblijfplaats van het licht,
en de duisternis, waar heeft die haar plaats,
dat ge ze naar hun gebied kunt brengen,
ze kunt terugleiden op de paden naar hun huis?
„Ge weet dat toch, want toen waart ge geboren,
en het getal uwer dagen is groot!”
En Job antwoordde en sprak tot de Heer:
„Zie, ik ben te onbeduidend; wat kan ik U antwoorden?
„Ik leg mijn hand op mijn mond.
„Eenmaal heb ik gesproken, maar ik doe het niet meer;
tweemaal, maar verder ga ik niet.”
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Antwoordpsalm
Ps. 139 (138), 1-3, 7-8, 9-10, 13-14
R: Leid mij, Heer, langs beproefde paden.
Gij kent mij, Heer, en Gij doorschouwt mij,
Gij ziet mij waar ik ga of sta.
Van verre kent Gij mijn gedachten,
Gij weet waarom ik bezig ben of rust.
Waar zou ik ooit ontkomen aan uw Geest,
waar zou ik mij voor uw Gelaat verbergen?
Al stijg ik naar de hemel op: daar zijt Gij reeds,
al daal ik in het dodenrijk: Gij zijt aanwezig.
Al leen ik ook de vleugels van de dageraad
en strijk ik neer aan gene zijde van de zee
ook daar is het uw hand die mij blijft leiden,
ook daar houdt Gij mij stevig vast.
Want wat er in mij is hebt Gij geschapen,
Gij hebt mij als een weefsel in de moederschoot gevormd.
Ik dank u voor het wonder van mijn leven,
voor alle wonderwerken die Gij hebt gemaakt.
Evangelie
Mt. 18, 1-5.10
Zij hebben engelen,
en deze aanschouwen voortdurend het aangezicht
van mijn Vader die in de hemel is.
De Heer zij met u.
allen: En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs
allen: Lof zij U, Christus.
In die tijd richtten de leerlingen tot Jezus de vraag:
„Wie is nu wel de grootste in het Rijk der hemelen?”
Hij riep een klein kind,
zette het in hun midden en zei
„Voorwaar, Ik zeg u:
als gij niet opnieuw wordt als de kleine kinderen,
zult gij het Rijk der hemelen zeker niet binnengaan.
Wie dus zichzelf gering acht zoals dit kind,
is de grootste in het Rijk der hemelen.
En wie in mijn Naam zulk een kind opneemt
neemt Mij op.
Hoedt u er voor een van deze kleinen te minachten,
want Ik zeg u:
zij hebben engelen in de hemel
en deze aanschouwen voortdurend
het aangezicht van mijn Vader die in de hemel is.”
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Bron: Tiltenberg Getijdengebed
Terug naar boven