
Lezingen - 2 oktober 2001
Spring naar hoofdtekstNavigatiekalender
Navigatie
Jaar C
HH. Engelbewaarders
Eerste lezing
Zach. 8, 20-23
Vele volken zullen komen om in Jeruzalem de Heer te zoeken.
Uit de Profeet Zacharias
Zo spreekt de Heer van de hemelse machten:
„Eens zullen volken komen en inwoners van vele steden
en de inwoners van de ene stad zullen gaan
naar die van de andere en zij zullen zeggen:
Laat ons de genade van de Heer gaan afsmeken
en laat ons de Heer van de hemelse machten gaan zoeken;
ook ik ga mee.
„Dan zullen vele volken en machtige naties komen
om in Jeruzalem de Heer van de hemelse machten te zoeken
en zijn genade af te smeken.”
Zo spreekt de Heer van de hemelse machten:
„In die dagen zullen dan mannen,
afkomstig uit volken van allerlei talen,
één Joodse man bij de slip van zijn kleed vastgrijpen
en tot hem zeggen:
Met u willen wij meegaan,
want wij hebben gehoord, dat God met u is.”
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Antwoordpsalm
Ps. 87 (86), 1-3, 4-5, 6-7
R: God is met ons. (Zach. 8, 23)
Zijn stad op de heilige bergen:
de Heer heeft haar lief;
de poorten van Sion veel meer
dan alle tenten van Jakob.
Hoe groots is het wat er van u wordt voorzegd,
Jeruzalem, stad van God!
Eens worden Egypte en Babel geteld
tot hen die de Heer vereren.
Ja, Filistijnen en Tyrus en Koes,
ook zij worden burgers van Sion.
Zij zullen dan zeggen: mijn moeder is zij,
uit haar zijn wij allen geboren.
En Hij zal het zelf verklaren,
de Allerhoogste, de Heer;
Hij zal in het boek der volkeren schrijven:
ook dezen horen daar thuis.
Dan zullen zij dansen en zingen:
de bron van ons leven zijt gij!
Evangelie
Mt. 18, 1-5.10
Zij hebben engelen,
en deze aanschouwen voortdurend het aangezicht
van mijn Vader die in de hemel is.
De Heer zij met u.
allen: En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs
allen: Lof zij U, Christus.
In die tijd richtten de leerlingen tot Jezus de vraag:
„Wie is nu wel de grootste in het Rijk der hemelen?”
Hij riep een klein kind,
zette het in hun midden en zei
„Voorwaar, Ik zeg u:
als gij niet opnieuw wordt als de kleine kinderen,
zult gij het Rijk der hemelen zeker niet binnengaan.
Wie dus zichzelf gering acht zoals dit kind,
is de grootste in het Rijk der hemelen.
En wie in mijn Naam zulk een kind opneemt
neemt Mij op.
Hoedt u er voor een van deze kleinen te minachten,
want Ik zeg u:
zij hebben engelen in de hemel
en deze aanschouwen voortdurend
het aangezicht van mijn Vader die in de hemel is.”
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Bron: Tiltenberg Getijdengebed
Terug naar boven